zondag 12 december 2010

Belevenissen in Maastricht ~ of de lotgevallen en levenswendingen van een tweedejaars in welhaast het buitenland, part # 30

Een aantal telgen van het Nederlandse volk [met het ene koekje bij de koffie en wietkwekerijen op de zoldervliering] is danig in de war. Ikzelf was hier al een tijdje in mindere mate van bewust, maar na het raadplegen van Teletekst, dat goeie ouwe vertrouwde actualiteitenmedium, ben ik hier vrijwel zeker van. Mijn aandacht werd getrokken door een bericht met een verheugende titel over een groot zedenmisdrijf in het lommerrijke Amsterdam. Dit was rond een uur of 9, verdere details betreffende dit misdrijf werden niet vermeld. Toen ik enkele ogenblikken later [SOG] diezelfde Teletekst-browser weer op mijn beeldscherm toverde, was er al wat meer bekend omtrent dit misdrijf: het schijnt dat een invalassistent op een kinderdagverblijf de verleiding niet kon weerstaan en zich in een half jaar tijd vergrepen heeft aan enkele tientallen jonge kinderen.

Hoe erg kan het nog doorslaan? Het lijkt wel alsof er een selectief gezelschap gekozen heeft om Bokito en willekeurige Neanderthalers als hun lichtende voorbeelden te bombarderen; een clubje seksueel gefrustreerde pipo’s dat overal maar lukraak bovenop springt omdat ze daar “recht” op menen te hebben. Mocht een dezer vrolijke vrinden in de kraag gevat worden, dan wordt de beste man vervolgens vermanend toegesproken door re rechterlijke macht, waarop er dan een celstraf, of een taakstraf volgt –vaak gehalveerd vanwege voorarresten die dan weer maanden in beslag nemen.

Vervolgens wordt het scharminkel eerder vrijgelaten wegens goed gedrag, spant nog een rechtzaak aan tegen zijn buurtgenoten die hem –terecht- uitgekotst hebben, en begint het hele riedeltje weer van voren af aan. Aan Immers, in Nederland is het inmiddels zó gesteld, dat een crimineel niet de boef is, maar het slachtoffer. Wanneer u bijvoorbeeld een inbreker treft in uw woonkamer, en u slaat hem met een ferme tik knock-out, dan bent ú ineens het tuig waartegen de rechterlijke macht hard dient op te treden.

Het kan ook gewoon zo zijn dat dit soort gepeupel niet zozeer zwaar gestoord is, maar gewoon een stelletje slappe zakken is met teveel tijd en te weinig IQ. Hierdoor is het voor hen bijzonder lastig een nuttige manier te bedenken om deze zee van tijd te vullen, zonder daarmee dan weer tot last te zijn van de maatschappij. Hiermee zou ik hen graag willen helpen, ook ter bescherming van die eerder genoemde maatschappij [en ik zou de Nederlandse overheid van harte willen uitnodigen om inspiratie te putten uit het onderstaande:].

- De Nederlandse overheid ontruimt een willekeurige zandbank in de Waddenzee. Hierom plaatsen wij een schutting, en daarbinnen kunnen de gedegradeerde holbewoners zich uitleven met het hoeden van schapen, het opkweken van wilgentenen, of ze kunnen zich voor de verandering eens uitleven op elkaar.

- We schrijven een lieve brief aan die gezellige boerin Janssen in Someren, met de verheugende mededeling dat zij geen arbeidskrachten uit Oost-Europa meer hoeft aan te trekken, omdat er in het eigen vaderland een troepje staat te popelen om stevig aan te pakken met het steken van asperges en meer –dit alles in ruil voor slechts kost en inwoning.

- Ten derde zou ik willen aandringen op de herintroductie van de nimmer falende middeleeuwse schandpaal. Men plaatse hiertegen de aap in mensenkleren, waarop het volk dan vervolgens hun –Neen, geen stoeptegels of bakstenen- overtollig GFT kwijt kan.

Dit was nu eens geen stukje over het Ghoede Leeven in Mestreech, maar ik ben blij dat ik het toch even kwijt kon.

Cabergerweg, 12/12/2010, 23.36

maandag 25 oktober 2010

Belevenissen in Maastricht ~ of de lotgevallen en levenswendingen van een tweedejaars in welhaast het buitenland, part # 29

Wij sluiten dit historische drieluik af met een tragisch bericht: de dood van mijn goeie ouwe getrouwe Sjors [R.I.P. 2009]


Door de extreme weersomstandigheden van gisteren voel ik mij genoodzaakt u mede te delen dat mijn mobiele telefoon alias "sjors" na een overdosis water en een langdurig ziekbed vanmiddag omstreeks het middaguur dan toch van ons is heengegaan. Hij is, na een korte plechtigheid in besloten kring, te ruste gelegd in een afvalemmer nabij de Bijenkorf op de grote markt te "s Gravenhage. Sjors heeft verkozen zijn aardse memoires en kennis met zich mee te nemen in zijn graf in verband met een display dat reeds niet meer functioneerde. Hierdoor heb ik in het geheel geen inzicht meer in de door hem toch zo zorgvuldig opgeslagen telefoonnummers die hij in al die jaren van trouwe dienst zo trouw verzameld had. Mijn interim-sjors, alias de nieuwe telefoon, koestert een tot nog toe onbekende wrok jegens sjors, want de ouwe vertrouwde orange-simkaart wordt door hem vakkundig geweerd, hetgeen betekent dat de werkgever van interim Sjors en Sjors [dwz T Mobile, red.] binnen nu en twee weken gaat klaarspelen dat interimsjors weliswaar een nieuwe simkaart heeft, maar desalniettemin toch met het oude nummer opgescheept zit, wat mij dan toch weer een gevoel van gelukzaligheid onder de leden brengt.
Hoewel Sjors mij zo af en zo toe en doorn in de jaszak was, mis ik zijn aanwezigheid nu al, alleen al gezien het feit dat ook de oplader het nu maar in zn eentje moet zien te rooien. Vol erbarmen kijk ik naar mjn boekenkast, en zie ik een snoertje hoopvol stuiteren, en het stekkertje kijkt me met een vreemde blik aan. Hoe kan ik dat arme wurm nou toch duidelijk maken dat Sjors nimmer weer komt? Het steekt me, het vreet aan me. Want elke dag lagen Sjors en de oplader zij aan zij energie weg te vreten, onafscheidelijk als het ruitjesschrift en mijn tas. Men weet dat ik de pest heb aan stelletjes, maar Sjors en de oplader heb ik in mijn hart gesloten. en nu is Sjors Niet Meer. Natuurlijk komt er een moment, dan moet je het loslaten, en verder gaan met je leven. Sjors heeft ervoor gekozen het aardse met het eeuwige te verruilen, en als nabestaande is het nu juist belangrijk om die keuze in te zien en bovenal te respecteren. Want voor je het weet krijg je Sjors niet meer uit je hoofd, en plak je je kamer vol met zijn beeltenis. In de tuin bouw je een schrijntje, later een altaar, twee altaars [altaren?], totdat er op het Zuiderstrand te 's Gravenhage op een mooie dag een heuse kathedraal verschijnt ter ere van de wijlen Sjors, gevolgd door een ware Sjors-fetish. en dat kan en mag de bedoeling natuurlijk niet zijn.


De interimsjors heeft nog geen duidelijke naam of bestemming, en zeer waarschijnlijk ga ik hem over een paar maanden dumpen voor een abonnementssjors. Er is nu eenmaal een tijd van komen en een tijd van gaan, dat spreekt voor zich. Interimsjors is hoe dan ook Chinees aan het lren, iets dat mij wel kan bekoren.
Maar zo sjors als Sjors, daar kan geen enkele interimsjors aan tippen.
Moge hij in vrede rusten.

Belevenissen in Maastricht ~ of de lotgevallen en levenswendingen van een tweedejaars in welhaast het buitenland, part # 28

...en hier vindt u deel twee van het drieluik:
een opwekkend stukje tekst over de frisse zaterdag-lente-morgen. jaar onbekend, ik gok op 2007/2008.

Een gelukzalig gevoel maakte zich meester van ondergetekende toen zij zich deze ochtend verhief van haar ietwat doorgezakte matras, en na enige strubbelingen -op weg de wekker zal ieder mens wel eens vijf keer struikelen en zn grote teen waar net een blaar op zit stoten- haar immer irritante wekker uitzette. Tot dusverre lijkt dit een doorsnee ochtend van eenieder, maar men moet niet vergeten dat het wel zaterdag was, en waar gaat ondergetekende zaterdag normaal gesproken naartoe? inderdaad. Haar. Werrrrrk. Ondergetekende pleegt niet alleen middelbaar voortgezette onderwezen dwangarbeid, zaterdag gooit zij er nog eens een schepje bovenop! Ook dit is voor velen een herkenbaar verschijnsel: de geen-zin-heid in het Werrrrrk, want het lijkt of het iedere week wel langer gaat duren voor Herr Chef je laat gaan, de drang, om die wekker nou eens uit het raam te gooien ook al zit die wekker vast, de drang, om het Werrrrrk nou eens te laten schieten... maar vandaag maakte zich een gelukzalig gevoel meester van ondergetekende, terwijl zij zich begaf naar beneden om natuurlijk eerst de krant te apporteren waar zoals iedere morgen al die ellende in volgorde van belangrijkheid staat opgesomd. dat is nou het voordeel van China. daar kun je de ellende in de krant tenminste niet begrijpen. Brengt mij weer bij de Pekingeend , maar dat is weer een ander verhaal. Nee, vandaag gaat ondergetekende eens voortborduren op dat gelukzalige gevoel, des ochtends aan Den Ontbijttafel, waar uiteraard de pindakaas weer eens op was. Het mocht niet baten. Vandaag leek het Gebouw van het Booze Magazijn wel een paleisje, zo mooi als de ... de euhm... ..... (denk, denk, je weet het wel..) deeeeeheuhehh........ ehm.....ehmmmmmmm .... . .... schoorsteen er weer bijstond! Het gaat om het inerlijk, niet het uiterlijk. En wat is er innerlijk nou zo mooi aan een zeker magazijn in Woerden? Precies! maar ook dat viel ondergetekende niet op. Wat een prachtsetting, wat zijn de collega's toch allemaal lief wat zijn de meeste collega's toch allemaal lief... en dan realiseer je het ineens:
Volgende week ben je weer de demotivatie zelve, maar dan is het ook je schoonmaakbeurt.
Nu is het dan eindelijk Lente.

Denk aan de kiwi! Uw Aller Dorus

Belevenissen in Maastricht ~ of de lotgevallen en levenswendingen van een tweedejaars in welhaast het buitenland, part # 27

Om een of andere duistere reden kan ik geen karakters meer typen met dit toch al rammelende toetsenklavier. Maar daarover later meer. Eerst zou ik u willen melden dat ik mijn hyves-account aan de spreekwoordelijke wilgen gehangen heb. Tijdens het wegkieper-proces poogde men mij nog met onorthodoxe propagandaboodschappen tot inkeer te brengen [hier had commnistisch-Rusland nog wat van kunnen leren! "weet je het zeker? Weet je het echt heel zeker? ben je absoluut zeker van deze weerzinwekkende daad? Je komt in een sociaal isolement terecht! Een ieder zal zich van u afkeren als hadde u Cholera en een tot nogtoe onbekende vorm van de lepragnistische-starende-vallende-ziekte-van-Creuzfeld-Parkinson! U zult uzelf terugvinden, kruipend door het land, smachtend naar erkenning! Uw knieeen tot bloedens toe opengereten terwijl u uw blik schuimbekkend verheft tot de medemens waarvan u zich met bruut geweld van heeft ontdaan!" enzovoort..]

Nu stond er op dit wijlen-Hyves account wel een parij aan leuke stukjes tekst, vanuit een donkergrijs en ver verleden. Iets met een dooie telefoon, een zooitje pekingeenden en zelfs nog iets over een baan bij een zeker magazijn in het Woerdensch' Polderland waaraan ik nog vaak en met weemoed terugdenk. Deze stukjes heb ik nog snel even gered van de online-goedendag die nu als het goed is met donderend geraas een einde maakt aan mijn online aanwezigheid op hyves.

Daarom dus, hierbij deel 1 van een drieluik uit de oude doos. Damesch en Heeren [wie dit ook leest], ik presenteer u, uit het jaar 2007:

De Pekingeend.

Komt ie: Ik begin vast maar even met de groetjes te doen aan ….. onee, dat moet op t einde altijd hea nouja doe ik zo wel de groetjes aan deze en gene en zus en zo. Dus. Ik begin me te realiseren dat men in Peking nu aan t avondeten (aan de pekingeend maar das logisch….) en in Albequerque zijn ze aan t opstaan, maar hier is de dag alweer 12 uurtjes jong of oud wat jij wil…

Over pekingeenden gesproken trouwens bij de weg ik ga zo maar ns lunchen maar niet met pekingeenden want die zijn voor bij t avondeten in Peking anders zou het geen pekingeend heten.

Mijn geluidsproducerende herriegeneratormachine (lees: mp3speler)heeft vandaag een blauw truitje aan, een fijn kleurtje blauw dat prachtig vloekt bij mijn alom bekende blauw-geruite broek. En hij vloekt ook bij de USB stick. Maar niet bij de Pekingeend , want die zijn meestal n beetje roodachtig of oranje maar meestal niet blauw. Als de pekingeend wel blauw zou zijn was er iets goed mis. Of dan is ie ms wel vergiftigd. Wat jij wil. De bovenburen zijn aan het uitbreken zo te horen, of ze zijn een pekingeend aan het vangen (die beesten vliegen ook zo snel).
Buiten is het koud en guur, binnen staat een tabletpc die denkt dat ie een laptop is op tafel. Het toetsenbord werkt uitstekelijk (kuch. Kuch. KUCH) maar dat komt misschien omdat de pekingeend er nog inzit.

Er dartelt een kudde furby’s over het balkon heen. Misschien kun je die ook wel tot pekingeenden transformeren maar`dan moet je ze eerst op het vliegtuig naar Peking zetten want ze mogen niet in Nederland blijven omdat hun verblijfsvergunning is verlopen. Daarom gaan ze met het vliegtuig naar Peking en dan worden ze daar pekingeend en dan mogen ze terug naar de NL en dan…. Tja. Volgt u het nog? (als u het niet volgt, waarom blijft u dan lezen? Op afwachting op de literaire uitspatting die nog komen gaat? )

De radio hier is een cliffhangerproducerend fenomeen. Dat Wil Zeggen: midden in een zin van hetzij een presentator/presentatrice of een gast(e) stopt het ding er ineens mee. Gevolg: “hij leidde de vakbeweging van 1976 tot……..(abrupt eind)”. Je zit op het puntje van de stoel respectievelijk bank om te wachten wat er komen gaat. Tegen de tijd dat het apparaat weer geluid gaat produceren (dit voorafgaande door een “Tik”) is de reclame alweer begonnen, maar daar gaat het nu niet om. Die cliffhanger maakt de mens weer even attent. De nieuwe band van emilia galotti heet pekingeend .

De nog verdere bovenburen (t is een flat) hebben een elektrische gitaar. Daarmee zijn ze ballads mee aan het oefenen, door de bladblazers heen. Misschien een leuk initiatief, maar als ze nog even door blijven oefenen wordt het over een paar jaar misschien nog wel wat. Moeten ze wel opschieten, want over een paar jaar worden deze flats hier tegen de grond gegooid door een legertje pekingeenden met ukeleles.
Het komt er dus in grote lijnen op neer dat de lunchtijd alweer is afgelopen, dat men op Bukerawakka datumgrensfeest viert, zonder pekingeenden , want de echte pekingeend komt uit China en niet uit Bukerawakka. En trouwens, Bukerawakka-peopletjes mogen geen eend eten van hun geloof, en dus ook geen pekingeend , ook al komen die uit Peking.

Nu ga ik wel de groetjes doen want volgens mij verveel ik iedereen met mijn ijsjestheorieën. Schilpaddensoep is niet te eten, doe mij maar - - - - - - - - - - (biologisch galgje). Ik doe de groetjes aan iedereen die mij kent en die ik niet ken en via een omweg toch blijk te kennen, ik groet alle pekingeenden op deze wereld, ik groet atje kuiper tweede kamer lid voor de PvdA (ze was net op de radio, als je r kent doe r de groeten van mij!!) en verder groet ik alle schildpadden die nog niet tot soep verwerkt zijn. Ik groet Ernie, ik groet mijn mp3apparaat (Yesssss Yessssss) en verder laat ik het hierbij.

dinsdag 7 september 2010

Belevenissen in Maastricht ~ of de lotgevallen en levenswendingen van een tweedejaars in welhaast het buitenland, 第二十六个故事。

Fins is een geniepige klotetaal. Dat even ten eerste. Klopt gewoon helemaal niks van, en hoe kan een volk ooit zo wanhopig geweest zijn dat ze in een uitbarsting van onmetelijke waanzin besloten hebben om er maar meteen zevenentachtig naamvallen tegenaan te gooien!? U merkt het, frustraties alom hier. De verveling begint hier een beetje toe te slaan, zo aan het einde van de zomervakantie, en dan kan het wel eens gebeuren dat een mens zomaar op zoek gaat naar nuttige bezigheden om te zorgen dat de tijd een weinig sneller gaat. Mattie N en ik hebben vanavond in een vlaag van verstandverbijstering besloten om Helsinki en omgeving enigszins onveilig te gaan maken zeer, zeer binnenkort dus wellicht is al het gezaag toch nog ergens goed voor.


Doch verstand komt vaak met de dagen, en ik heb de “basiscursus Fins” met een olijke boog terug het Centre Céramique [gewoon de Bieb, maar nee, in Maastricht is een Bieb nooit zomaar een Bieb, want als men klaar is met de boeken moet er koffie worden genoten, mit vloai, en er moet een collectie kunst te bewonderen zijn, en nog meer van die ongein] in geknikkerd. Inmiddels is de hele Chinese poppenkraam weer aangevangen.


Want na wat een frisse en fruitige start had moeten worden maar wat in de chronisch tropische omstandigheden van Hogeschool Zuyd te Maastricht uitmondde in een waar tranendal met bijbehorende ziekenuissfeer voltrok zich dan de eerste schooldag van het tweede jaar. De roostermaker heeft zijn krat cognac nog steeds niet waar weten te maken [of hij heeft met zijn zieke geest de humor van een beul uit de donkere Middeleeuwen] want de beste man heeft een maandag weten te creëren waar mensen doorgaans acuut levensmoe van zouden worden. Nu betreft het hier niet zozeer een kudde hypochondrische Randstadyuppen, als wel een kluitje studenten Chinees, en die kunnen doorgaans wel tegen een stootje of wat. “Doorzetters” zou een oud lerares gezegd hebben. Maar kennelijk dus de paria’s van de roostermaker.
Doch kennelijk dient schept afzien een band, onze klas kruipt altijd reuze knus op een gezellig kluitje ergens achter in de desbetreffende collegezaal. Iets wat ook aan onze docent, mijnheer H, niet zomaar voorbij ging; de beste man kwam, zag, en besloot toen met sadistisch genoegen de kluit uit elkaar te smeren, zodat we niet meer fijn elleboog-aan-elleboog zaten, maar nu op losse eilandjes met halve voetbalvelden aan ruimte ertussen. Gezellig! Sociaal!


Volgens mijnheer H is dat echter héél Zen, en héél Chinees. Zen, want ruimte [schaars goed, zowal hier als in De Oost] en daarvoor zo min mogelijk afleiding [ik kan u vertelen dat een pantomime opvoeren naar matties H en I aan de andere kant van de andere kant van de zaal minstens net zo afleidend is als wanneer ze op niesafstand zitten] waardoor men zich volledig in het hier en in het nu kan concentreren, en dat hierdoor de tekens vanuit alle windrichtingen in balans zijn. Chinees, want Chinezen praten graag, en op Voller Lautstark, zo leerden wij vandaag [我们在国外公共场所说话的声音要小一点儿Zo! Geneen keer gespiekt! PAHHHHHH!!] en om de theehuisscene uit NCPR naar het hier en het nu te tillen [Zen] moest men het volume iets opschroeven teneinde de student “naast” je te bereiken.


Zo leer je al heel wat, in slechts twee dagen weer terug op HS Zuyd, waar men nog steeds een beetje wanhopig probeert de Madras-atmosfeer te handhaven door –aan de absurd hoge temperatuur en luchtvochtigheid te merken- ramen en deuren altijd gesloten te houden met de verwarming op stand vijftig. Zomer en winter. Come rain, come shine. Misschien is dit alles bewust in gang gezet om de vakantiestemming er zo lang mogelijk in te houden. Tevergeefs. Het lachen vergaat mij bij het zien van de kartonnen sneetjes brood met één plakje kaas ertussen gesmolten [Tosti!] en feit is dat wegens de tropische sferen men na twee minuten binnen geen droge draad meer aan het lijf heeft. Wellicht heeft, om even op voorgaand leed terug te komen, Fins leren dan toch wel een soort van nut, want als het hier straks echt niet meer te harden is verkassen we de hele santenkraam gewoon naar wat Arctischer sferen. ik zie hier een plan…..


~Cabergerweg, Maastricht, Limburg, 070910, 20.46

Belevenissen in Maastricht ~ of de lotgevallen en levenswendingen van een eerstejaars in welhaast het buitenland, 第二十五个故事。

Beste afzetters die de OVchipkaart verneukt hebben,


in aanloop naar deze open brief heb ik nog een paar maal overwogen deze tot een iets minder anonieme instantie te richten [zoals de camorra van de IBgroep, of hoe ze daar tegenwoordig ook mogen heten] maar na enige tijd zoekend rond te hebben gerernd kwam ik tot de verlossende gedachtengang dat er niet één, niet twéé, maar een hele kudde debielen achter dit falende stukje plastic zit.


Misschien is mijn kaart al heel erg oud en uit de tijd [2007!! Shock-horror!!]. Misschien is de Veolia wel niet goed wijs [ook hen scharen wij vrolijk tussen de eerdergenoemde kudde debielen, al was het alleen maar omdat de chauffeurs niet, ik herhaal, NIET kunnen rijden..]. misschien is heel Limburg wel niet goed wijs, maar als we die discussie aan gaan zwengelen wordt het helemaal één grote beerput, met alle gevolgen van dien. Hoe het ook zij, na 20 augustus is het euvel na euvel in de bus; rode lampjes, piepers die zich kunnen meten aan onze rookmelder, chauffeurs die er met hun chronisch neerslachtige houding nog een schepje bovenop doen. Nee, het ligt echt aan jouw kaart, en dan zeg je wel dat je een WEEK hebt, maar is dat ook wel zo, en wat bedoel je daar nou mee, en wie bel je daar dan voor, en….


De trein laat mij overigens wel gewoon door, zonder toeters, zonder bellen, zonder gezanik, zonder gescheld, en vooral zonder Limburgse buschauffeurs, want met hen zouden al die treinen allang ontspoord gekanteld naast de rails liggen. Hierdoor loop ik met een vraagtekengezicht door de stad te sjouwen. Waarom?? Hoe?? Waarvoor?? [waarheen, waarvoor… ] Je gaat je warempel afvragen of je de enige bent. Die ene met dat rare haar en die rare boeken met die rare tekentjes met die OVchipbonuskaart die tot schuimbekkens toe altijd maar de rode lampjes laat opgloeien in de bus..


Daarom, geacht pleps, brein achter de reden dat ik zelfs met stortregens en tornado’s de bus acuut links laat liggen en mij lekker op mijn halfgare fiets van de Caberg af laat blazen, a-capabele nietsnutten, u kan er wat mij betreft spreekwoordelijk héél diep inzakken, tot over uw oren, en dan hoop ik van harte dat er in uw grijze massa ooit een idee ontspruit dat wél werkt, een idee wat voor iedereen een goed idee is, en dan niet alleen op papier. Ik zal daar tzt wel het een en ander aan ballonnetjes over oplaten.


Tot zover,


~ Cabergerweg, Maastricht, Limburg, Boven-de-zeespiegel, 060910, 20.11

zondag 30 mei 2010

~Intermezzo~ Uit de oude doos.

Flip de Fluiter en het Pimpeldepimpelpaarse Bonsaiboompje – eene Trageedie, eene Vertelling, eene Geschiedenis. Episode 1 t/m 36: Waar het allemaal mee begon, waar het allemaal mee verder ging, waar Flip zijn huis kwijtraakt, waar Flip de weg kwijt raakt, waar Flip de weg nog een keer kwijtraakt, waar Flip het verhaal van de kiwi te horen krijgt, waar Flip het verhaal van de neus te horen krijgt, waar Flip het verhaal van de kiwi met/en de neus te horen krijgt.

Op deze memo ga ik het verhaal van het paarse bonsaiboompje proberen te vertellen, ook al heb ik op mijn memoblokje op deze laptop voor één zin al vier blaadjes nodig. Het mag niet baten. Het begon er allemaal mee, toen Flip de Fluiter op een dag het leven niet meer zag zitten, en zichzelve uit het bovenste raampje van zijn paddenstoel wierp. Je weet nog wel, dat Flip zijn paddenstoel heel hoog is. Welnu, zo’n klein fluitertje overleeft zo’n val natuurlijk niet. Nu zitten jullie natuurlijk vol verwachting uit te kijken naar een bloedig drama, vol verspreide ledematen door het grote bos. Helaas. Deze keer niet.

Flip had zich hoe dan ook te pletter gevallen, als onder zijn raam niet een pimpeldepimpelpaars bonsaiboompje had gestaan. Neem maar van mij aan, dat bonsaiboompjes paars kunnen zijn. De meeste althans. Wij dwalen echter af. Flip, nu, had een comfortabele landing gemaakt in de pimpeldepimpelpaarse kruin van het pimpeldepimpelpaarse bonsaiboompje. Hij hupte op de grond, keek eens goed om zich heen en besefte dat hij nog steeds op deze boze, bijna geheel van fluiters gereinigde wereld rondliep. Levend en wel. Dadelijk wilde hij een andere poging wagen, als hij niet bijna tegen het bonsaiboompje opliep. Zoiets had hij in zijn hele fluitertjesleven nog nooit gezien. Ook niet, toen zijn paddenstoel ineens naar beneden kletterde. Maar dat is weer een ander verhaal. Dus, ergo, Flip de fluiter liep bijna de pimpeldepimpelpaarse bonsaiboom omver. “Sapperdeflipflapreutelepreut!” floot hij. “Zoiets lelijks heb ik van mijn leven nog nooit gezien. Zou ik dan toch in de fluitertjeshemel zijn? Maar nee, dat kan niet, daar wemelt het van de paddenstoelen, en hier zie ik er maar een! Wat een toestand, wat een toestand!!” Daar blauwe bonsaiboompjes niet kunnen praten, ondernam Flip, die Oost-Indisch Kleurendoof is, geen actie tot communicatie. En daar zat ‘m nou juist de knoop. Toen Flip zijn paddenstoeltje weer in hupte, sprak hij tegen de pimpeldepimpelpaarse bonsaiboom geen woord.

De pimpeldepimpelpaarse bonsaiboom zag dit als een grove belediging. Ik was haast vergeten te vertellen, dat pimpeldepimpelpaarse bonsaiboompjes vreselijk boos kunnen worden. Zo boos, dat de mussen haast van de dakgoot vallen, en dat de wildwaterandijvie spontaan drie keer van kleur verschiet. Wildwaterandijvie eet men doorgaans niet in de stamppot. Om echter weer op het pimpeldepimpelpaarse bonsaiboompje terug te komen: die werd dus vre-se-lijk boos. Van nu af aan is wildwaterandijvie zo geel als een kiwi die een zonnesteek heeft. De pimpeldepimpelpaarse bonsaiboom gaf een woeste brul (brul!), greep de paddenstoel, en wilde deze het grote moeras ingooien. Op dat moment had Flip echter ook zijn bovenste raampje weer, alweer, bereikt. Hij keek in het woeste gezicht van de bonsaiboom, begreep dat er ergens iets niet helemaal goed zat, pakte zijn bril voor Oost-Indisch Kleurendoven, zette deze op, pakte zijn horloge –op weg naar datzelfde horloge stootte hij zijn kruikje om- zette het kruikje weer neer, pleegde een telefoontje, greep een bos bloemen, sprak zijn kanariepietje vermanend toe, deed snel nog even zijn andere sok aan, en deed toen zijn bril op. Schrik –o- schrik! De bonsaiboom was helemaal niet blauw. De bonsaiboom was pimpeldepimpelpaars. Wij wisten dat natuurlijk allang, maar bij een fluitertje liggen zulke zaken nu eenmaal anders. “sapperdeflipflapflipflapreuteldereutel, meneer!” floot Flip. “Had u mij eventjes tuk! Ik dacht dat u een blauw bonsaiboompje was! Wat een grap, welk een hilariteit!” Het pimpeldepimpelpaarse bonsaiboompje kon er niet om lachen. “Wij zijn een dame, meneer de Fluiter.” Sprak het bonsaiboompje hoogst beledigd. “Wij zijn?” floot Flip zich af. “sinds wanneer lijden bonsaiboompjes aan het gespleten-persoonlijkheidssyndroom?”

“Het was nimmer mijn hoogdravende bedoeling om u op wat voor manier dan ook te beledigen, lieve lieden!” floot Flip, daar hij niet helemaal zeker meer van zijn zaak was, nu de bonsaiboom het over “WIJ” had. Misschien was zij wel met z’n zessen, of negenendertigen, net zo veel als er bloemblaadjes zitten aan de stekelsnuitjestulp. Daar het pimpeldepimpelpaarse bonsaiboompje niet zo goed bij krachten was, zetten zij de paddenstoel weer neder. Flip was zijn levensmoeheid op slag kwijt. Nee, moeder’s mooiste waren die pimpeldepimpelpaarse bonsaiboompjes Gar Nicht. “Kan ik u-edele misschien een stukje van mijn paddenstoel aanbieden, mijne dames en heren?” Het bonsaiboompje keek streng naar het fluitertje. “Hoe vaak moet ik u, simpele ziel, nog te kennen geven dat wij een Dame zijn?” vroeg zij zich, hoog gepikeerd, af. “Neemt u het mij vooral niet kwalijk, dames, maar een misverstand zit in een klein hoekje, en als men het kalf verdronken heeft, dansen de muizen in de pot, want het schip vol man en vol muis was niet vergaan. Of zo iets dergelijks.” Zo floot Flip de fluiter, hopende, dat er nog iets uit de hele toestand te redden viel. het pimpelpaarse bonsaiboompje maakte echter wel gebruik van het aanbod van Flip om van een paddenstoelen lunch te gaan genieten. “Komt u verder?” riep hij over zijn schouder. “De zolder moet nog een stukje uitgegeten worden .” “Lijkt me dolletjes!” zei het pimpeldepimpelpaarse bonsaiboompje. “Het is tijden en tijden geleê dat ik een fatsoenlijke paddenstoelenlunch heb mogen genieten.” Daar het pimpeldepimpelpaarse bonsaiboompje in kwestie ietwat corpulent was, en zich daarom lastig voort kon bewegen, besloot Flip de Fluiter een Smit-Tak te huren, om het bonsaiboompje vlot te trekken en op die manier naar het zoldertje te takelen. Smit Tak gaf echter niet thuis. “Sapperdeflipperdeflipflap!!”floot Flip de Fluiter. “dat gaat me een reuze-onderneming worden om die bonsaiboom hier op mijn zoldertje te krijgen. Laat staan dat de vloer het houdt! Je moet je ook nooit inlaten met pimpeldepimpelpaarse bonsaiboompjes! Net zo riskant als toen die ene keer dat ik met die genetisch gemanipuleerde sojabonen te maken had. Jeweetwel, die bonen die in je hoofd kunnen groeien als je teveel in de warme zon loopt. Sapperdeflipflap! Dat was mij een vrees’lijk drama. Maar het had er toen ook mee te maken dat ik Heiße Kaffee over mijn fluiterhoofdje had gekregen.” Zo floot hij voor zich uit, in de hoop een oplossing voor dit nare probleem te vinden.

Problemen echter, die zijn er om opgelost te worden, en dadelijk ging hij zijn drankkeldertje in om oplosmiddel te vinden, of in ieder geval iets wat er op leek. Zoutzuur vond hij niet. Wel opgestookte Tsjechische Vodka. En aangezien dat hier in Nederland bekend staat als “antivries” kon het geen kwaad, zo beredeneerde hij, met dit goedje de problemen in ieder geval iets te ontdooien. Hij keek schattend naar de afmeting van zijn probleem, en besloot toen dat het geen kwaad kon eens te beginnen met een fles of vijf. Aldus geschiede.
Bij een pimpeldepimpelpaarse bonsaiboom is doorgans niet te zien waar precies zich het gat bevindt, wat men bij Fluiters en Noorse boskatten ook wel de “Mond” noemt. Daar bonsaiboompjes zelfs voor een Flip de Fluiter niet zulke hoge boompjes zijn (want anders vangen ze zoveel wind), had Flip dan ook absoluut geen ladder nodig. Hij nam een emmer van de stapel in de zijdelinkse hoek, goot hier vijf flessen Tsjechische Vodka in leeg, en kieperde toen de hele emmer over ’t boompje heen. “Oh sacrebleu!” riep deze uit. “Mon Coiffure! Au secours!” Flip schrok zich dertig hoedjes in een dozijn. Waar zo-even nog een pimpeldepimpelpaars bonsaiboompje gestaan had, bevond zich nu een onbeschrijfelijk lelijk creatuur! Zoiets had het fluitertje in zijn hele fluitertjesleven nog niet gezien!(bestudering van naderbij bevestigt dat het in dit geval een geëvolueerde sojaboon-bonsai betrof) En toen kwamen alle dertig-in-een-dozijn-hoedjes naar beneden zetten, boven op zijn hoofd, en toen werd alles zwart .

Toen Flip de Fluiter na enige tijd weer bijkwam, waren de hoedjes inmiddels verteerd. Ook de geëvolueerde sojaboon-bonsai was in geen velden of wegen meer te bekennen. “Oh nee! Wat heb ik gedaan! Welke ondoordachte daad heb ik verricht! Ik heb bij toetreding van het Kitzbüheler Schnaps Genootschap gezworen dat ik voor immer ende altijd en eeuwig de wereld zou beschermen van deze wezens! En kijk nu eens wat ik heb gedaan!” Flip de fluiter raakte hevig in paniek en begon rondjes te rennen om zijn paddenstoel. Hij was zo van slag, dat hij vergat te tellen, dus na zijn zevende rondje weerklonk bazuingeschal, en stortte zijn paddenstoeltje in. Nu was het drama compleet. “Ik ben thuisloos, en een dak heb ik ook niet meer, dus dan ben ik eigenlijk dak en thuisloos, is ’t niet?” floot hij zich af. “Laat ik dan maar dat creatuur gaan zoeken, die de wijde wereld is ingetrokken.” Hij vermande zich, viste tussen de puinhopen van zijn eens o zo machtige paddenstoel het een en ander aan proviand tevoorschijn (Schnaps en eetbare delen van de paddenstoel) en nam zijn kuierlatten, want mocht hij sneeuw tegenkomen, dan had hij die latten zeker nodig. Weldra vertrok hij met flinke pas. “Hap-Schnaps!” floot hij. “De paden op, de lanen af! Berginwaards! Ohnee, het is natuurlijk de lanen ín en bergáfwaards. Hoe merkwaardig eigenlijk! Sapperdefluitekruid! Wat je met een berg en een pad al niet kan zeggen!” en op deze wijze hield hij in zijn alleenige eentje een hele filosofische taaldiscussie gaande.

Dat is zeer bewonderenswaardig, daar men meestal een discussie bij voorkeur met twee of meer personen voert. We kunnen over dit verschijnsel echter alleen maar speculeren. Want het kan natuurlijk zomaar zijn, dat onze fluiterige vrind een gespleten persoonlijkheid heeft, en dat het hem net zo vergaat als zijn grote vriend Gollem in LOTR. Je zou het op het eerste gezicht niet zeggen, maar ook in LOTR komt ergens een klein fluitertje voor. Kijk maar eens goed achter die ene steen. Wij dwalen af, wij zakken weg, dus spoedden wij ons weer naar ons vrolijke vrindje, Flip de Fluiter, die nog steeds op zijn queeste is naar de geëvolueerde sojaboon-bonsai. Inmiddels zal het creatuur ongetwijfeld de proporties aangenomen hebben van een geëvolueerde sojaboon-bonsai – REX. Dan wordt het gevaarlijk. We weten echter niet of het zover al is, want Flip heeft nog geen enkel spoor van het wezen gevonden, geen enkel.

Op een gegeven moment zag Flip een pluizige, wanordelijke massa. “Sapperdecocosnotendienogaandeboomzitten!” floot hij. “Wat is dit nu? Ik weet warempel niet waar dit op zal moeten lijken. Een dadaïstisch kunstwerk, misschien? Die lui die zich kunstenaar noemen prutsen vaak de meest wanstaltige dingen in elkaar. Misschien is het de bedoeling dat men hier bewonderend naar kijkt en “Ah!!” en “Oh!!” roept?” zo filosofeerde hij. Toen hij het ding echter naderbij bekeek, zag zelfs hij in dat dit geen kunstwerk kon zijn. Wat was dat? Leek dat warempel niet op die ene sok die hij eerder in dit verhaal nog niet had aangetrokken? Het was de ene sok die hij eerder in dit verhaal niet had aangetrokken. Dat kon maar een ding betekenen: die andere sok zat veilig aan zijn voet. “Gelukkig dat ik dan die andere sok nog heb!” floot Flip voor zich uit. “Maar wat doet mijn ene sok dan hier? Tussen deze pluizige massa? Zou het wellicht kunnen dat ik hier al eens eerder ben geweest?” Nu stond hij haast met zijn neus in de massa. Hij snoof. Hij snoof nog eens. En nog eens, ja, het snuifritueel herhaalde zich wel dertig malen reeds. “Ik geloof warempel dat ik een verkoudheid heb opgelopen.” Floot hij. “en ik weet wel wat daar tegen helpt! Een stukje zolder. Wat jammer is dat nu dat mijn paddenstoel geëxplodeerd is.” Daar ging echter een lichtje aan in zijn stoffige bovenkamer (“ik moest altijd nog eens vegen daar”). “Zou het wellicht zo kunnen zijn geworden dat deze pluizige massa een zich ontbindende paddenstoel is?” Hij snoof nog eens, en nu kon hij het iets ziltige, kaasachtige aroma ontwaren van een zich ontbindende paddenstoel. “Het is mijn ingestorte paddenstoel, die zich aan het ontbinden is! Wat jammer is dat nu, ik had nog we een stukje gelust. Maar zou dat niet betekenen, nu ik immers weer hier sta, dat ik misschien een rondje gelopen heb? Zo’n volmaakt cirkelvormig rondje, of iets wat erop lijkt, zo om mijn voormalige paddenstoeltje heen? Het lijkt er warempel op! Dat houdt dus in, dat ik een weinig verdwaald ben geraakt, zou het niet?” Hij schudde vertwijfeld zijn hoofdje. “Welnu, we mogen niet blijven treuzelen. Ach, wat had ik toch trek in nog een klein stukje paddenstoel. Maar alles is al op. ‘k ben dan ook zo ver gevlogen, een mooi landschap, dat wel.” Hij keek nog eens spijtig in de richting van wat eens zijn trotse paddenstoel geweest was, besloot dat hij het ding echt niet repareren kon en vervolgde na nog enige tijd treuzelen en zijn veters strikken zijn weg.

“Waarheen lijdt de weg, is dat niet ook zo een liedje, dat ze vaak met de goud van fout week op de quarantaine radio draaien?” floot hij zich al sjokkende af. Het was inmiddels al laat geworden, en aangezien zijn gehele paddenstoelenproviand opperdepop was, liep hij met zijn maag zo een beetje op zijn schoenen. “De muizen dansen op tafel, nu het kalf verdronken is en de hond in de pot eekhoorns ligt te tellen” verzichtte hij. “Wat heb ik een reuzetrek in een stukje zolder, of kelder. Nog betere kwaliteit, zo dicht bij de grond. Maar dan moet je oppassen voor de sojabonen, die willen nog wel eens wat nurks zijn zo laag bij de gronds.” En zo raaskalde hij vrolijk verder.

Daar scheen een lichtje, een weinig schuchter flakkerend, maar naar mate Flip naderbij liep werd het lichtje steeds feller en feller, totdat zich de contouren van een raam begonnen af te tekenen. Jazeker, een heus raam, en aangezien een oplichtend raam zo in het bos een zeer vreemd verschijnsel is, zou je toch denken dat er een gebouw aan vast zou zitten. Zo dacht ook Flip. Doch, hij bedacht zich ene wijle. “Zomaar op lichtende ramen afstappen is wellicht niet zulk een goed idee, men zou zomaar misbruik kunnen maken van mijn hachelijke situatie, ja, het zou zelfs een valstrik van de Sojabonsai kunnen zijn, al durf ik dat uit te sluiten. Misschien zijn het wel hele beschaafde lieden, daar in het gebouw dat bij het raam hoort. Beschaafde lieden met trek, die het geen rampzalige toestand zouden vinden als ik aan zou schuiven, nadat ik uiteraard eerst beleefd doch ferm een schalkse ratel op de deur gegeven heb.” Daar Flip zijn eetlust er niet minder op werd, en de avond gestaag doch vorderde, vermande hij zich, checkte hij de aanwezigheid beider sokken en kuierlatten, en stapte op het raam af, in de veronderstelling verkerende dat de deur toch ook ergens zou moeten zijn. Maar hoe hij ook zocht, geen deur, nee, zelfs geen spoor van wat voor gebouw dan ook te bekennen.

Flip de Fluiter stond hier voor een zwevend raam waar licht uit scheen in het bos op zoek naar de pimpeldepimpelpaarse bonsaiboom inmiddels geëvolueerd tot sojaboon-bonsai enz, enz. Een zwevend raam, midden in het bos, en er scheen licht uit. Flip liep er eens omheen, en nog eens, en nu wederom, maar dit maal tegen de klok in. Het raam kon niet open, maar je kon erdoorheen kijken, en, maar dit vereiste voor Flip enige mate van lenigheid, je kon naar je ene hand of voet kijken als dat zich aan de andere kant van het raam bevond.

Flip vermaakte zich een tijdje met het bezichtigen van zijn hypermobiele ledematen, totdat van vlakbij een stem klonk. “Nee maar, is dit hier nu een raam? Wat leuk, wat ontzettend leuk.. Enig, wat enig, wat vreselijk enig, een raam, wat ontzettend enig, zo’n raam toch!” Een heer stapte in het flauwe schijnsel van het raam. Hij keek zeer verrukt, als ware het de eerste maal dat hij een raam zag. Hij glimlachte van oor tot oor, wreef over het kozijn, snoof eens goedkeurend, tikte op de ene kant van het raam, en op de andere kant, en hij wilde juist een ferme snoekduik naar de andere kant maken, toen hij Flip opmerkte. “U moet mij verontschuldigen, mijn waarde, bent u zojuist door dit raam nader getreden? Ik wou juist naar gene zijde gaan. Ik stel voor dat u mij Ringstaart noemt, en u bent?”

“Mijn naam is Flip, waarde heer, en ik kom niet vanuit het raam. Volgens mij kan dit raam namelijk niet geopend worden!”
“Nonsens! Ieder raam wenst geopend te worden! Wij zijn het, die het raam het zwijgen hebben opgelegd, door haar te sluiten, te bedekken met bloemetjesstof, haar tere aangezicht met kamerplanten te bederven. Waarde ziel, dit raam wil geopend worden. U hoort haar gekerm niet, maar ik wel, want het is een schreeuw naar lucht, erkenning, opening!”

De geachte heer Ringstaart, al hevig gesticulerend, stapte op het raam af, veegde er nog eens overheen, nam een fikse aanloop, dook –en knalde met een doffe dreun tegen het oplichtende glaswerk aan. Zeer waarschijnlijk was hij buiten westen, en ongeacht hoe vaak Flip hem met zijn ene kuierlat probeerde op te peppen, Ringstaart gaf geen sjoege. Flip porde hem nog eens, en besloot dat de arme Ringstaart beter af was zonder hem. Hij hees zijn kuierlatten weer op zijn rug, en vervolgde fluitend doch immer nog hongerig zijn weg derwaarts.

Het begon te sneeuwen, zachtjes nog, zoals men dat wel eens in een film kan zien. Van die kleine, pluisjes die niet lijken te weten waar ze heen zouden moeten zweven. Uiteindelijk komen ze toch allemaal op de grond terecht, vroeg of laat. “Ha!” dacht Flip. “Nu komen mij die loodzware kuierlatten mooi van pas!” Hij sjorde het langwerpige, zware pak van zijn rug af en legde het vlug neer in de inmiddels van een klein laagje witte, knisperende sneeuw voorziene grond neer. “Jandorie, ik ben de schoenen vergeten. Hoe moet ik mij nu in ’s hemelsnaam weten vast te klemmen op die kuierlatten?” Dit was een netelig parket, waarin onze held Flip de Fluiter zich nu bevond. Plots kreeg hij een idee. Hij ging dadelijk op zoek naar stevig en dergelijk touw, ploegde op een drafje door het steeds dikker wordende laagje witte, knisperende sneeuw, op zoek naar de geachte heer Ringstaart. Hij zou zijn voeten met touw aan de kuierlatten binden zodat de sneeuw heb niet meer zou belemmeren in het gaan, maar eerst moesten er belangrijker zaken worden verricht. Flip begon zijn knapzak uit te pluizen op zoek naar degelijk, stevig en natuurlijk bovenal solide touw, wat hij weldra vond, greep de geachte heer Ringstaart, smeet hem tegen een boom, zette hem daar vervolgens ondersteboven tegenaan en bond hem vervolgens stevig vast met het solide, stevige touw, zodat het hoofd van de geachte heer Ringstaart net de besneeuwde grond raakte. Flip de Fluiter bezag het geheel met een tevreden blik. “Nu zal die arme heer tenminste niet ingesneeuwd raken en zo houdt hij toch het hoofd koel. Wat een bof, dat ik juist in de buurt was!” Daarop trok Flip de veters uit ’s heer Ringstaarts schoenen en bond daarmee zijn voeten vast op de kuierlatten. Na nog even achterom gekeken te hebben vervolgde hij zoevend zijn weg door het bos.

woensdag 26 mei 2010

Belevenissen in Maastricht ~ of de lotgevallen en levenswendingen van een eerstejaars in welhaast het buitenland, zoveelste edit...

...maar laten we 22 zeggen, voor het mooie.

Misschien heeft schrijven ook wel te maken met het vervelingselement; nu het internet dood is kan het virtuele leger niet meer gevoerd worden [Jazeker, mejuffrouw truus is de trotse eigenaresse van een heus virtueel leger] en dan kunnen er verder ook geen virtuele charges op virtuele vijanden uitgevoerd worden. Om maar te zwijgen van alle series/films die afgekeken dienen te worden, muziekcollecties die uitgebreid dienen te worden enz. etc. Op die fiets houdt men algauw zeeën en zeeën van tijd over, die men dan weer op kan vullen met zaken als afwassen, koken, kamer soppen, en dan nog heb je tij over, om een stukje te schrijven bijvoorbeeld.

Toch is het wel een beetje schokkend om er zo achter te komen dat een falende pc en een falend internet weliswaar zuigt, maar dat je er toch ook baje van afhankelijk bent. Je zou er warempel een heus sociaal persoon van worden [maar niet heus. Daar zorgt Miep, de huisgenoot uit P wel voor. Sommige mensen halen het aller allerslechtste in mij naar boven..] Over Miep later meer, je zou er boekwerken over vol kunnen schrijven puur en alleen al vanwege het feit dat ze zelf driekwart ervan zou vollullen met de meest nutteloze onzin over ‘245 kilometer walks’, over het feit dat Miep een –jawel- heusche MVV [Maastrichter Vußball Verein] supportster is [met sjaal en al] usw, usw, usw. U begrijpt, zo nu en dan krijg ik paarse vlekken in mijn nek van het oeverloze gekwaak, en dan wil het nog wel eens helpen om je frustraties te botvieren op het eerste en beste virtuele leger dat je tegenkomt. Al had dat toen ook te maken met mijn groene arm en een zekere oostblokker [ja, dat kunnen al redenen genoeg zijn om de 3D wereld vaarwel te zeggen en er een 2D stad + leger op na te houden] die nog eens rustig in ’s Woerdens polderland mag wegzakken.

Wat misschien wel helpt tegen iets te opdringerige huisgenoten, is audioterrorisme, zoals ze dat in Zuid Korea willen gaan toepassen, ook al zal dat daar ongetwijfeld niet gebeuren met de “Südtiroler Spitzbaum ~Ewalds Jodlergruss”, en hier wel. Kijken wat het oplevert. Over audioterrosisme gesproken, 5 portugezen op 10 vierkante meter, da’s niet bepaald bevordelijk voor je nachtrust zeg! Lieve Help! Om half vier ’s nachts, en dan overdag een lading wiet erbij, om vervolgens ’s nachts om 3 uur [of is het dan al ’s ochtends?] in nogal teute toestand als een gek op de deurbel te gaan timmeren. Misschien is dat wel essentieel onderdeel van het algemene Student-Zijn, zou best kunnen, daarom heb ik deze ene keer wel de deur open gedaan. De volgende keer demonteer ik de bel, met mijn slaapdronken knar.

Tot zover ;)

Cabergerweg, Maastricht, Limburg, Nederland, 250510, 22.15

vrijdag 7 mei 2010

Belevenissen in Maastricht ~ of de lotgevallen en levenswendingen van een eerstejaars in welhaast het buitenland, zoveelste edit.

Een korte opsomming van een uiterst rottige baaldag:

Het is bewolkt, het regent, het is achterlijk koud ondanks het jofele feit dat het inmiddels alweer mei is. De gang stinkt naar bedorven Portugees en riool. De wasmachine is naar de zak; hij maakt gaten in je shirts en hij doe het huis meer shaken dan de vrachtwagens die langsrijden. Ze hebben de rubberfabriek weer aangezet. De volgens de verpakking uiterst gezonde groenteprut wekt binnen no time ernstige kotsneigingen op. In de kamer hiernaast is een vlucht portugezen [dezelfde van die gang net] neergestreken vast en zeker met de bedoeling om nooit meer weg te gaan en degene aan de Andere Kant van de Muur [hoe Chinees, zij liggen aan de noordkant, ik aan de zuidkant, dus zij zijn de barbaren!] het leven voorgoed zuur te maken met slumberparty’s, zangfestijnen en tikkertje door de badkamer om half 4 ’s ochtends. Had ik al verteld dat de muren niet al te dik zijn hier? Ertegenaan rammen en beuken, met both vuist en stofzuigerslang durf ik al niet meer, als die muur omver gaat zijn we nog veel verder van huis [de neiging om keukenfolie over het toilet te spannen werd hoe langer hoe groter, hoewel ik dat uiteindelijk toch maar gelaten heb. Je weet hoe dat gaat met Karma’s en zo, en voor je t weet ben jij degene die met r slaapdronken knar de volgende ochtend nietsvermoedend en uiteraard zonder sloffen … juist.]

Mn benedenbuurvrouw was al vertrokken toen uiteindelijk ook mn rechterbeen het tijd vond om op te staan [7 uur al aan de thee maar vanwege een legendarisch ongekend ochtendhumeur weer bedje ingedoken. Het was ook bewolkt, al regende het toen nog niet] dus haar dweilstok lenen kon niet.

Omdat het bewolkt is, het regent, het koud is en m’n I-Love-Leiden [met de El-Cid aap, dus de rooie aapmansplu, uit Leiden] plu naar de zak is was de Supermecator veels en veels te verweg, zelfs de bushalte was zonder plu veuls en veuls te ver weg. Daarom zit ik hier nu in een naar bedorven riool stinkend huis zonder ijskoffie, zonder kriek, zonder lasagna, het opbeurdieetvoer bij uitstek. Volgens mij gaat het echt niet goed hier, het woord “Borrelnootje” wekt nu al enkele minuten een hysterische lachbui met van die lange uithalen op. De van-youtube-naar-normaal-liedje-site van mijn goeie vriend [die van de garnalen en het keukenassortiment in zn kamer waar ze bij de gemiddelde keukenboer jaloers op zouden worden] werkt op alle mogelijke youtube liedjes, BEHALVE mn happy-song [对面的女孩看过来,看过来,看过来usw].

De Portugezen zijn weer terug, het zijn er alleen nog maar twee nu, vannacht waren er nog drie. Misschien zit er eentje in de wasmachine.

Maargoed, genoeg over alle ellende hier, volgende week zijn er een boel mensen in Amerika die waarschijnlijk niet meer naar IJsland kunnen vliegen want ze hebben de Eyjafjallajökull ook weer aangezet alleen blaast de wind nu vanaf de andere kant. Toestanden. Dus. En, hoe gaat het met jullie?

Cabergerweg, Maastricht, Limburg, Nederland, 070510, 21.15

zaterdag 20 februari 2010

Belevenissen in Maastricht ~ of de lotgevallen en levenswendingen van een eerstejaars in welhaast het buitenland. XXIV

Carnaval. Hoe mejuffrouw Truus tot de ommezwaai kwam.

Je moet er toch aan geloven als je besluit zodanig ver beneden de rivieren te gaan wonen dat er van oneindig laagland geen sprake meer is. Daarom ging je naarstig op zoek naar een fijn stekkie boven de rivieren, zo ver mogelijk verwijderd van rood-geel-groene vlaggen en roze pruiken, naar een plek waar Lex de enige prins is, en niet een of andere prins Carnaval. Screw Carnaval! De Maas in ermee! Wat was het toch een prachtig plan….

…en toen kwamen de Belgen en werd alles enigszins anders. De saillante details hiervan heeft menigeen uitentreuren aan mogen horen, dus vraagt u het alsublieft aan de insiders hier in Maastricht, of ga anders naar stichting Proces Verbaal, [lachen toch? Blijkt dat het verlossende papiertje helemaal vanuit Zoetermeer getransporteerd moet worden. Da’s aan de andere kant van de maas! Horror! Dus je klimt toch maar in de pen –pardon- toetsenbord, je mept er een welgeformuleerde smeekbede uit in de hoop dat het verlossende papiertje dat inmiddels tot onwaarschijnlijk mythische proporties is uitgegroeiden dan kan het grote wachten beginnen. Viel op zich mee, want al twee dagen later zie je daar een envelop op de deurmat liggen. Helaas was de envelop iets te dun voor een Proces Verbaal, want dat zat er ook niet in, het idee zeg. Het betrof hier een acceptgiro..Vorige week is er rap de verschuldigde geldsom overgemaakt, waarop er vier dagen later wederom een Veels Te Dunne envelop op de mat lag, deze keer met de mededeling dat ze op zoek waren. Veelbelovend…]daar staat het allemaal haarfijn uitgeplozen.

Hoe het ook moge zijn, door toedoen van een zekere Belg die je met een olijke boog de Grand Canyon in wenst zit je nu met een apparaat ter grootte van een Tank op je arm, waar inderdaad met hangen noch wurgen een trui overheen past. Aangezien Koning Winter een krap weekje later zijn herintrede deed, was het toch wel een bibberfestijn onder een jas die al niet dicht kon vanwege –exact- de Tankarm. Een zoektocht naar een normale trui leverde bar weinig op, behalve een *tromgeroffel* Carnavalstrui, bij de Carnavalssuper van Heer. Op zich wel heel erg fashion-verantwoord, want Colorblocking [rood, geel en groen, de nationale kleuren]. Maar dus ook heel erg Carnaval. En toen begon het dilemma.

Gaan we voor de Carnavalssweater en moeten we het tot in het einde der dagen aanhoren van zowel voor als tegenstanders [Maar jij vierde toch helemaal geen carnaval!?] of laten we ons vriesdrogen en naar de Zuidpool exploiteren? Vragen over vragen. Uiteindelijk heeft de Nederlandsche Energie Maatschappij onder bezielende leiding van Leontine Borsato de knoop doorgehakt [Gewoon Doen!] en Plien van Bennekom [ach wat, dikke poep schijt] natuurlijk. Zonder Plien komen zekere zielen de dag tegenwoordig niet meer door, maar dat heeft vooral te maken met uitschot uit het nabije oosten. En dat wisten we ten tijde van de Grote Aanschaf nog niet. Wij dwalen af. Uiteindelijk is er dus de verlossende Carnavalstrui gekomen, maatje M, zodat de Tankarm kranig door de mouw kon. En eigenlijk, als je er zo bij stilstaat, is het nog best wel heel erg individualistisch-verantwoord. Welke Sot loopt –wat heet- woont er nu drie weken voor de Carnaval al in een trui in blijkbaar de enige kleuren die Mestreech nog rijk is op dat moment?

Na de komst en dus ook aanschaf van De Trui begon er langzaam iets af te brokkelen. De week vorderde gestaag, en de menigte carnavalshaters die richting het station stroomde werd hoe langer hoe breder -iedereen hoopte op zijn minst op een plekje op het dak van de intercitydubbeldekker naar Schagen. Eens behoorde je tot die mensen, maar met de komst van De Trui heeft het carnavalsvirus dan toch grip op je gekregen. Zo kwam er de woensdag voor Carnaval een prachtige Roze Pruik –aangeschaft op aanraden van huisgenootje D, uit Portugal, die zelf een heel heksenkostuum bij mekaar geshopt had. De stemming kwam er lekker in. Zo werd het gehele carnavalsweekend doorgebracht in zowel stadscentrum als any random bar, en in de Highlander natuurlijk. Alaaf alom, en dat een zekere tsjech het dan weer nodig vond om de dag voor Valentijnsdag [niet dat ik daar iets aan doe, maar gewoon voor het idee] per chat over de gmail ineens besloot dat ie mij verder stom vond mocht de pret niet drukken, Pubs genoeg hier in Mestreech.

Dan heeft carnaval toch wel iets gaafs; wat voor hufters er ook rondlopen op deze aardbol, zet gewoon een roze pruik op je knar en hoempa mee met een van de 89 fanfares die al een week de binnenstad [en daarbuiten eigenlijk ook] onveilig maken. En het blijft een raar soort van hilarisch leedvermaak, mensen bekijken die salto’s maken in koeienpakken omdat de straten zo glad zijn van de sneeuw en opgevroren bier…

Alaaf!

Cabergerweg, ergens op de tweede verdieping, Maastricht, Limburg, Nederland, 200210, 21.40

maandag 15 februari 2010

Belevenissen in Maastricht ~ of de lotgevallen en levenswendingen van een eerstejaars in welhaast het buitenland. XXII

L.S.,

de beloofde blog over de meerwaarde en het algemeen nut van onze Zuiderburen laat nog even op zich wachten; er is wel een concept in de maak maar dat is in dusdanige staat en taalgebruik dat Amnesty waarschijnlijk een dag na publicatie al op de stoep staat met foldertjes over genocide en dat dat niet mag enzo.

Tevens vond een zekere Oostblokker het nodig om de dag voor Valentijn [daar doe ik eigenlijk niet aan. Laten we zeggen de dag voor Chinees Nieuwjaar of Carnaval][ook over het Carnaval meer, maar later] iedere vorm van genegenheid zijner kant acuut op te zeggen [Dumpen heet dit ook wel in proper Datingslingo]. Wat uiteraard ook resulteerde in een stoot vloeken in Nederlands, Chinees en Portugees [nieuwe roomie, ook daarover later meer, maar het typen wil nog steeds niet zo gesmeerd lopen..] en een venijnig stukje tekst, wat hier ook niet zal gaan verschijnen, vanwege de aansturing tot een tweede Tsernobyl-ramp achtige toestand die er wel heel erg dik bovenop lag. En ook op grond daarvan kunnen er straks meneren met dikke aktetassen en snorren en knuppels op de stoep staan, en straks gaat de nieuwe huisbaas zich nog dingen afvragen, dus ik zal de boel nog eens grondig gaan bijschaven.

Het kan natuurlijk altijd erger. Zo is het officieel bij wet verboden om in Alabama op zondag domino te spelen. Ook mag je hier niet met een nepsnor op naar de kerk, want dat zou wel eens de lachlust op kunnen wekken. Of in Vancouver, waar het Neerlands -pardon- Fryslâns trots "Kleintje Pils" officieel was toegestaan in de dweilpauze van de 500 meter schaatsen voor de mannen precies twee liedjes ten gehore te brengen. Twee! Uiteraard had almachtige en oneindig wijze Olympische Comitee buiten een staaltje van briljant Canadees vernuft gerekend. Want immers, men heeft een ijsbaan, een heel gaaf ijsvloertje, maar dat moet men dan natuurlijk wel bijhouden. Oppoetsen, opwrijven, met dweiltjes, bezempjes, nachtkusje geven [voorzichtig!!] en vooral geen bolletjes scheppen want dan krijgt men -juist- knollenijs. Any random moron will understand, right? Dach het niet.

Toen dat opppoetsen met een keukenzeempje een beetje te arbeidsintensief werd, kwam men met het gewaagde idee om het hele poets-en-dweil-ritueel nu eens te gaan mechaniseren. Vernoemd naar een -hoe kan het ook anders- een Italiaanse ijswinkel kwam daar op een mooie dag, waarschijnlijk toch in de winter, dan de Zamboni. Een hyperventilerend gaaf monsterachtig tractorgeval, met een poets, en een ultradynamisch roterend borstelgeval. In Utrecht hadden ze er volgens mij maar twee, met een naam [Henkie, zou dat kunnen?], en ook een teddybeer aan boord. Schattig! En nu komt het mooie, het ding deed het altijd. Al-Tijd. Come rain, come shine. Dus, nu de vraag van vandaag: men neme een land met een rijke wintersporttraditie [bergen met sneeuw en de snelste ijsbaan ter wereld, wat wil men nog meer] dat dit jaar de grote eer ten deel viel om de Olymische Winterspelen te organiseren. Koekie, eitje, zou je toch denken.

Nou nee. Een perfect ijsvloertje kan iedere idioot nog wel leggen, het geheim zit m in het onderhoud. En daar lag gisteravond/ochtend om een uur nu de knoop. De dweilpauze is zo'n fenomeen dat iedere schaatsliefhebber gelaten over zich heen laat komen. Zo ook gisteren [tijdverschil met Canada mag niet baten, om één uur 's ochtends gehuld in slaapzak voor de buis getuigt van Die-Hard fenomenalisme]. Tot het moment dat na de reclame het ijs er nog steeds crappy uitzag en Mart wel heel bezorgd uit zijn ogen keek.

Na de samnvatting van de open cross [Snowboard] bleek dat allebei [allebei] de zamboni's een beetje kaduuk waren. Klein beetje. Diverse shots, samenvattingen en interviews later -het was inmiddels 2 uur 's nachts- keek zo'n beetje iedere professional voor de camera enigszins droevig, zo niet razend. Reserve Zamboni numéro très was inmiddels ook opgetrommeld vanuit de andere kant van de stad [!?], maar ook deze bleek kaduuk.. Voor die oplettende lezers onder u [u bent naar ik aanneem toch met velen? toch..?] die onderwijl lezend voorzichtig doch zorgvuldig geteld hebben, zullen ongetwijfeld opgemerkt hebben dat er zich op die fraaie ijsvloer van Vancouver nu 3 [drie] kapotte ijsveegmachine-units. Die allemaal dus geen sjoege gaven. Inmiddels was het half drie, iedereen was volledig ge-update over het wel en wee van de cross-country, salto-skieen, kunstrijden en ook Vanish Oxi-Action want natuurlijk stoomde ook de reclame onverstoorbaar door. Nadere inspectie van meerdere cameraploegen wees uit dat het ijs inmiddels enigszins verneukt was door een ijsmeester die inmiddels ook in alle staten was.

Uiteindelijk was het om 3 uur dan toch gedaan met alle leed en was de iedereen zonder enig probleem gefinished, twee uur achterlopend op de planning. Maargoed. Inmiddels schijnt het zo te zijn dat de KNSB alle ijsveegmachine-units op Marktplaats heeft gezet, gratis af te halen. Dus beste meneer Duchateau, als ik morgen terugkom heb ik een leuk nieuw wagentje bij me voor op het parkeerterrein want ik denk niet dat ie in de buitenberging kan.

Toedels!

Jorik's en Michelle's, De Randstad, 16-02-2010, 21.54.

dinsdag 26 januari 2010

Belevenissen in Maastricht ~ of de lotgevallen en levenswendingen van een eerstejaars in welhaast het buitenland. XXI

Mejuffrouw Truus heeft haar scheepvaartsbotje gebroken.

Haar watte? Precies. Dus google het ff.

Het feit dat haar rechterhand nu enigszins in de groene prut zit belemmert het schrijfpoces in zijn algehele hoedanigheid. Want voorwaar, voor typen is zo'n linkerhand niet bepaald een godgeschenk.

Daarom is Mejuffrouw Truus tijdelijk op/met reces, onze excuses voor het ongemak.

Het volgende bericht zal gaan over het algemeen nut van de Belg, en zijn auto.

dinsdag 12 januari 2010

Belevenissen in Maastricht ~ of de lotgevallen en levenswendingen van een eerstejaars in welhaast het buitenland. XX.

Vanuit onze gemeenschappelijke woonkamer waar een meute [is het een dispuut? Is het geen dispuut? Who can tell?] de bloemetjes buiten zet. Voeg twee roddelende Caretakers toe aan het geheel en de chaos is compleet. Ze [de dispuutmeute] hebben het over fietsen –pardon- wielrennen, Twitter, Beatrix op Twitter, boerenkool, carnaval, carnaval op Twitter, Facebook, Facebook op Twitter, het algemeen nut van Twitter, het algemeen nut van ons koningshuis, het algemeen nut van ons koningshuis op Twitter, u ziet, de diepzinnigheid, en dat allemaal geobserveerd vanaf een wiebelende stoel en een enigszins plakkerige [bier? dierlijk vet?] tafel.

Ten eerste was dit niet zozeer waarover ik wou gaan schrijven en ten tweede zijn twee van mijn Ierse vloergenoten ook weer teruggekeerd naar de Lage Landen, getuige een berg tassen waarmee men Vietnam kan kleden en een ijselijke gil afkomstig uit de keuken, wat ongetwijfeld te maken heeft met Knurrie, de linker gootsteenbak [de linker gootsteenbak is, oordelend naar zowel geur [binnen drie seconden kotsopwekkend] als aanblik, ons inziens tot leven gekomen, al na drie weken. Er komt af en toe ook een paarsige walm vanaf. Het wachten is op de eerste stapjes, de eerste tandjes, de eerste giftandjes en natuurlijk het eerste slachtoffer]. Niet dat ik het overigens erg vind dat ze terug zijn, mensen met teveel stembanden of een schoonmaakfetisj zijn soms heel handig maar 1] je hoort ze, vooral om 3,4,5 uur ’s ochtends en 2] ze proberen je mee te zuigen in hun schoonmaakfetisj door middel van intimidatie, zitacties en de verspreiding van opruiende pamfletten op de keukenmuur, en daaraan heeft onze etage een beetje een broertje dood.

Wat betreft die gootsteen nog even, die is al sinds vorig jaar [15 december] niet meer schoongemaakt/gedesinfecteerd; het afwasmiddel was ineens op en niemand zag de dringende behoefte eens voor een say nieuwe fles te zorgen, dus toen is men maar met een soort stapelcircus aangevangen , onder het mom van wie weet het meeste bestek/servies [voor zover nog aanwezig]/etensresten/aardappelen/overig keukenfähige benodigdheden de gootsteen in te pløren.

Hiermee heeft men net niet de onderkant van de keukenkastjes weten te bereiken, waarschijnlijk omdat toen de onderste laag al begon we te rotten. Het wordt ineens een stuk duidelijker waar het vergiet en de soeplepel zijn gebleven. Opgegeten door Knurrie, want dat ontstaat er dus als je een spoelbak een weekje of drie volbouwt en zijn gang laat gaan. Het is maar goed dat het zover niet heeft mogen komen met de rechterspoelbak, dus die ernaast. Stel je voor zeg, twee Knurries. En dan zul je natuurlijk net krijgen dat je zit opgescheept met een X-gechromosomiseerd georiënteerde Knurrie en een Y-gechromosomiseerd georiënteerde Knurrie.

Dus, Knurrie X krijgt op een kwaaie dag nestjesdrang, dus die springt uit ‘dr spoelbak om te kijken wat er zoal nog meer rondkruipt op aard’ en komt daarbij natuurlijk niet ver want Knurrie Y kreeg ook drang. Eigenlijk drang tot het vernietigen van de keuken, want Y-knurries zijn heel goed in vernietiging en verderf, maar als er dan een X-knurrie met schattige tentakeltjes je pas kruist is dat natuurlijk ook heel erg leuk. Dus hop, X en Y Knurrie duiken samen het afdruiprek in en dan kan het hele voortplantingsproces beginnen, wat eigenlijk in dit geval best een uitdaging is, want een afdruiprek heeft van die spijlen, er ligt altijd wel zo’n gaaf mega-koksmes buiten proporties [en dan verkeerd om, dus met het snijvlak naar boven] plus het is natuurlijk heel lastig mikken tussen al die schattige tentakels/koksmessen. Dus, enig gemanoeuvreer later –het afdruiprek bevindt zich inmiddels halverwege de tweede kookplaat- is het wonder der conceptie dus toch een feit, waarna Y-Knurrie door een ongelukkige omtrekkende beweging op het juiste moment een beetje geamputeerd… raakt… door het koksmes want dat lag er dus ook nog steeds, fijn met het oerdegelijke scherpe snijvlak naar boven.

Hoe het ook zij, enkele dagen later, want bij Knurries gaan bepaalde zaken ook zoals spijsvertering een beetje sneller dan bij de Homo Sapiens, schenkt X-Knurrie het leven aan een hele kudde van die gootsteen gedrochten, waarna het niet lang meer duurt of ze hebben in hun slijmerige, paarsig-walmende hoedanigheid het hele gebouw overgenomen, wat weer een minder prettige gedachte is voor ons, en op den duur ook voor de stad Maastricht plus randgemeenten. Nog even ter illustratie en verduidelijking, we hebben het hier over Knurries met slagtanden, en ze kunnen uw huis binnendringen door het toilet of door het afvoerputje bij de douche, ook al zit het nog zo vol met haar en toebehoren.

Daarom volgt nu de moraal van dit verhaal:

Houd uw huis/gootsteen toch Knurrievrij, straks zult ge slechts nog wenen
Afscherming is toch geen bezwaar, ’t bespaart u slechts kromme tenen!

Sometimes, you’re just better off alone….

Vijverdalsweg, kamer 310, Maastricht, Limburg, Nederland, 110110, 22.42